Marianne Geurts van Impian Anak:
Vrijdag 10 augustus Vandaag belooft weer een drukke dag te worden. Maar de dag begint niet goed. Tom is ziek. Jasses, als ik van Anique hoor dat hij flinke hoofdpijn heeft, beginnen de alarmbellen te rinkelen. Laat het alsjeblieft geen voorhoofdholte-ontsteking zijn! Maar volgens Tom voelt het niet zo aan. Hij heeft er ervaring mee, dus vertrouwen we maar op zijn gevoel.Dan maar een dagje pelan-pelan voor hem. Anique is ook moe na een paar dagen duiken dus gaan Peter en ik alleen op pad.
Wij hebben een afspraak met Sofi, de vrouw van Mohni en gaan bij haar in Montong een kopje thee drinken.
Als het goed is, is Peter ‘Dua’ uit Venray nu ook in Lombok. Vorig jaar hebben we hem hier ontmoet en ‘meegenomen’ naar de school in Batu Tumpeng. Dat heeft toen zoveel indruk op hem gemaakt, dat hij besloten heeft om dit jaar weer een Indonesië-reis te combineren met een paar dagen Lombok. We houden de telefoon/sms vandaag dus goed in de gaten.
Net voor de middag lukt het om een afspraak te maken met Peter II. Hij had eigenlijk een luierdag op het strand gepland, maar gaat vanmiddag toch met ons mee naar de Gangga watervallen.
Morgen willen we samen naar de school in Batu Tumpeng gaan en aansluitend naar zijn 3 sponsorkinderen. Als hij dan nog niet genoeg van ons heeft, kunnen we zondag nog samen naar de Gili’s. Maandag gaan wij afscheid nemen van Lombok, dinsdag vertrekt Peter zelf ook weer.
Onze agenda is voor de komende dagen dus goed gevuld.





Rond 12 uur stranden we bij Berry Café voor de lunch. Tom en Anique zijn ook van de partij. Terwijl we heeeeeeel erg lang wachten op het eten (het vlees voor de hamburgers moest volgens mij nog gefokt, geslacht, gekocht, gehakt en gebakken worden – wie bestelt er ook hamburgers in Lombok, vraag ik me af), praten we even bij met Mohni. Mijn noedelsoepje was overigens binnen 5 minuten klaar….
Als we het eten op hebben (volgens Peter en de kinderen waren de hamburgers het wachten wel waard, echt zelfgemaakt, geen McDonalds prak), moeten we haasten om op tijd bij Peter II te zijn. Hij logeert in Senggigi Beach Hotel. Het is een allerhartelijkst weerzien. Grappig, we ontmoeten elkaar vaker in Lombok dan in Nederland, terwijl hij in Nederland nog geen 12 kilometer van ons vandaan woont.
Gezellig kletsend rijden we naar Gangga. Het is leuk om hier te rijden met iemand die er nog niet of niet zo vaak is geweest. Dan zie je zelf ook weer andere dingen, vallen dingen je weer meer op. Na een paar jaartjes Lombok vind je het heel gewoon om een motor te zien met een middelgroot gezin erop, busjes waar meer mensen op het dak zitten dan in het busje, kippen, honden, geiten, koeien en apen op de weg, wandelende struiken/grasbalen (waar denken we toch een mens onder zal zitten) en ga zo maar door.
Na zo’n anderhalf uur hobbelen komen we aan bij de Gangga watervallen. Peter zet de auto op de ‘parkeerplaats’. Bij de welbekende berugak worden we ontvangen met een blikje fris en een formidabel uitzicht. En natuurlijk het welbekende gastenboek, waar alle toeristen zich mogen inschrijven. Even spieken, ja, ons bericht van vorig jaar staat er ook nog in!




Dan gaan we op pad naar de watervallen. Een lokale gids begeleidt ons.
We maken weer een rondje langs de drie verschillende watervallen. De eerste is niet bijzonder indrukwekkend. Al ben ik altijd onder de indruk van het enge muurtje waar je overheen moet lopen, met aan één kant een stuwmeertje, aan de andere kant een afgrond.
Maar het ergste moet dan nog komen, om waterval nummer 2 te bereiken moet je over een wiebelige bamboebrug, daarna op een glibberige houten steiger klauteren. Vanaf die steiger (of hoger vanaf de rotsen) kun je heerlijk het koude water in springen of genieten van de waterval die in het meertje stort. Vorig jaar heb ik me al voorgenomen om dat mezelf niet meer aan te doen, het is prachtig om te zien, maar doodeng om er te komen. Ik wens de heren veel zwem-spetter-duikplezier en wacht rustig tot ze weer terugkomen. Intussen maak ik wat foto’s en geniet van het uitzicht, dat van hieruit ook adembenemend mooi is, je kijkt over de bossen en rijstvelden en ziet in de verte zelfs de zee. Peter en ik hebben allebei een zwak voor deze plek. Het is er zo mooi, rustig, de gidsen zijn niet opdringerig. Er komen ook nauwelijks toeristen. En, wat ook echt opvalt, is dat alles hier zo netjes is, je ziet geen rommel, geen plastic rondzwerven. Niet bij de watervallen, maar ook niet in het dorpje dat hier ligt, Kertaraharja. Als de drie mannen genoeg gespetterd hebben, wandelen we weer verder. Op naar de laatste waterval, waar we al een tijdje niet zijn geweest. De waterval zit een beetje verstopt. Je maakt een afdaling het oerwoud in. Er is een smal kronkelpaadje gemaakt, maar door de droogte liggen de kiezelsteentjes en zand erg los. Maar onze trouwe gids tovert een paar wandelstokken voor ons tevoorschijn. Mooi, alles hier komt zo uit de natuur.
Op een gegeven moment kom je langs een riviertje, na wat klim en klauterwerk door het water en over de rotsen komen we bij het laddertje. Als je daar op klimt kom je weer in een ‘verborgen’ zwembadje in de rotsen, waar de waterval in uit komt. Heel mooi, maar wel met de nodige hindernissen.
Vooral dat laddertje… De houten ladder was de eerste keer dat we er kwamen niet al te stevig, maar een groter probleem was dat de ladder overspoeld wordt door water dat uit het bad loopt. Een wiebelige, wankele ladder in een waterval dus. Niet handig om met een bril of lenzen te beklimmen, zeker niet als je toch al niet zo’n waterrat en klauteraar bent. Vorig jaar was het nog lastiger, want toen had de ladder het helemaal begeven. Maar volgens de gids is er nu een nieuwe, stevigere trap gekomen. Kan wel zijn, maar die nieuwe trap staat nog steeds midden in het watervalletje. En de nieuwe trap is niet het soort trap dat wij gewend zijn. Het is de stam van een palmboom waar voetstappen in zijn gehakt. Een 2e stam, die iets hoger ligt, doet dienst als leuning. Ik sla ook dit zwempartijtje over en neem de taak op me om alle camera’s en kleren te bewaken. Niet dat iemand die hier weg zou halen, denk ik nog als ik het zeg.
Even later denk ik daar anders over. Als het stil is hoor ik ineens gerommel hoog boven me. Apen! Ik sta in de rivierbedding tussen twee bergen. Via de overhangende takken zwiepen de apen boven mijn hoofd van de ene naar de andere kant. Nou vind ik aapjes erg leuke beesten, maar ik vertrouw ze hier voor geen meter. Ik ga toch maar een beetje in de buurt van de spullen zitten en hoop dat de aapjes op afstand blijven. Dat doen ze ook, helaas zo ver uit de buurt dat ik er geen op de foto krijg. Ze blijven ook niet echt stil zitten.




Als de mannen terugkomen vangt de gids nog een paar garnaaltjes in de zanderige bodem van het riviertje. Die zullen wel als aas gebruikt worden om later mee te vissen.
Dan beginnen we aan de terugweg. Net bergaf betekent nu dus bergop. Maar met de wandelstok erbij en een mooi uitzicht is dat helemaal geen probleem. We maken zelfs een toeristisch omweggetje, zodat we op een gegeven moment een mooi uitzicht hebben over verschillende watervallen. En, ook leuk, nog een agrarische les krijgen. We wandelen over smalle dijkjes tussen de pinda-plantages. Uiteraard worden er een paar nootjes uitgegraven om te proeven. Apart, zo vers uit de grond, maar ik heb ze toch liever iets meer gedroogd. Als we na een mooie wandeling weer bij de berugak aankomen, zien we dat de dorps tamtam goed heeft gewerkt. Pak Ubud, één van de lokale gidsen en inmiddels een goede bekende van ons, heeft gehoord dat die mensen uit Belanda er weer zijn. Hij komt vragen of we straks even bij hem thuis langskomen en vertellen dat hij nog vanille voor ons heeft. Klopt, die kochten we hier altijd. Maar voor we naar hem gaan, nemen we hier nog een drankje, en worden we nog even ingewijd in de lokale flora. Hier groeit en bloeit van alles. De vanillestruiken kronkelen langs het afdakje, cacaovruchten hangen voor het grijpen. Dat doet ons weer denken aan de speciale koffie die we hier ook wel eens kopen. Echte Lombok-koffie met cacao en vanille. Lekker om te drinken, maar ook heel mooi verpakt. In zelfgemaakte souvenirverpakking; een stuk bamboe in kokervorm waarvan een koffiebus of zelfs drinkbeker is gemaakt. Uiteraard mooi versierd met ingekerfde tekeningen. Ook nu kunnen we die niet laten liggen. Met een nieuw voorraadje nemen we even later afscheid. Eerst van onze gids, die we direct een beloning voor de rondleiding in de hand stoppen. Dan van de ‘baas’ die hier rondloopt. Bij hem rekenen we de drankjes af, met een royale fooi. Voor de ‘entree’ van het mooie park. Officiële kaartjes, tarieven voor entree en rondleiding gebruiken ze hier niet. Geef maar wat het je waard is, is de standaard aanpak. Dan doen we dus ook, waarschijnlijk een slimmere aanpak van de beheerders dan een vaste prijslijst. Maar het komt wel vriendelijk over, vind ik. Pak Ubud begeleidt ons naar zijn huisje in Kertaraharja. We slaan een drankje af, we hebben niet veel zin om straks het hele stuk in het donker terug te gaan rijden. En het is nog geen Buka Puasa, om dan bij de mensen die nog moeten vasten thuis te gaan drinken doen we liever niet. Wel maken we kennis met zijn schattige dochtertje en natuurlijk heel veel andere nieuwsgierige kindjes uit het dorp. We kopen een flinke bos kakelverse heerlijk ruikende vanille ‘betaal maar wat je ervoor wil geven’ en nemen dan afscheid van deze aardige mensen en prachtige plek. We hebben nog een flink ritje voor de boeg.
Bij Tanjung, iets verder naar het zuiden, hebben we op de hoek van 2 straatjes ooit lekkere vissaté gehad. Daar hebben we nu ook wel zin in. En yes, het kraampje staat er nog.
Even een tussenstop dus. Helaas is de echte saté ikan al uitverkocht. Wel hebben ze iets anders, ik weet niet hoe het heet, maar de kenners begrijpen het wel ‘rolletjes geprakte vis gestoomd in bananenblad’.
Ik vind het niet superlekker, ik hou niet zo van eten wat er ‘voorgekauwd’ uitziet.


Het buurkraampje verkoopt ook nog iets. Hé, dat hebben we al lang niet gehad. De laatste keer was op de pasar malam bij Belimbing in Bali, zomer 2007, als ik me niet vergis.
Martabak! Heeft overigens niks met tabak of roken te maken. Het is een zeer machtige maaltijd. Iets wat het midden houdt tussen een loempiavel en een flinterdunne pizza wordt in heel veel olie gebakken op een vlakke plaat. Dan wordt er een vulling van veel ei, fijngesneden groente, kruiden en eventueel gehakt op gelegd. Het geheel wordt nog vele malen overvloedig met olie gedoopt. De deeglaag wordt eromheen gevouwen, als een supergrote loempia, dan volgen nog een paar flinke scheppen olie om alles smeuïg te bakken. Als alles goed doorbakken (en doordrenkt met olie) is, wordt het geheel in stukken gesneden en op een bordje/bananenblad/krant of wat dan ook geserveerd. Het is erg lekker, maar ook erg machtig. Vreemd, met al die eieren en olie….na een paar kleine hapjes heb ik eigenlijk altijd genoeg gehad.
We eten de prakvis ter plekke op en laten de martabak inpakken. Die is als we straks in Senggigi zijn ook nog wel warm en lekker. Omdat we toch ‘gezond’ bezig zijn nemen we ook nog een zakje vol pisang goreng mee. Voor de vitamientjes die in de banaan zitten…
Dan is het inmiddels echt donker en beginnen we aan het laatste stuk van de terugreis. Een uurtje later zijn we in kampung Loco.
Peter II gaat nog even mee naar ons hotel, om ook eens een echt luxe-hotel te zien, hahaha, en natuurlijk om mee te helpen de martabak en pisang goreng op te eten. Anique kijkt helemaal blij als ze hoort wat het avondeten is. Tom is in diepe slaap en niet wakker te krijgen. Zelfs niet voor martabak!
We genieten van het eten, de rust om ons heen en het gezelschap. Na een drukke maar gezellige middag neemt Peter II afscheid en wandelt naar zijn eigen hotel, dat veel meer luxe maar vast minder gezelligheid biedt dan ons hotel. Wij maken het ook niet te laat vanavond. Morgen hebben we weer een volle agenda, met onder andere een bezoek aan Batu Tumpeng.
meer reisverslag : verslag 2012
Categorieën:Sponsorproject, Lombok
Geef een reactie